Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Aspecten van kwaliteit van de arbeid

20 dec. 2001 — D. Malfait - G. Notelaers

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2001, hoofdstuk 19.

Samenvatting

Het hoofdaccent van het werkgelegenheidsbeleid ligt in de eerste plaats op de kwantitatieve verhoging van de werkzaamheidsgraad. Een stijgende werkzaamheidsgraad leidt niet ipso facto tot een verbetering van de kwaliteit van het werk. Integendeel, dit gaat gepaard met zekere polarisatietendensen op de arbeidsmarkt, waarbij niet voor alle groepen de positieve aspecten van arbeidsdeelname overheersen. Vandaar het belang om extra aandacht te schenken aan de verbetering van de kwaliteit van de jobs. Beide doelstellingen kunnen in elkaars verlengde liggen: om de werkzaamheidsgraad te verhogen is kwalitatief goed werk van belang om niet-beroepsactieven aan te trekken, ouderen langer op de arbeidsmarkt te houden en/of uitstroom (door bv. stress) te vermijden.

Ongeveer één op vijf Vlaamse werknemers uit het VBBA-bestand beoordeelt het werk als lichamelijk zwaar. Een even groot aandeel percipieert het werk emotioneel zwaar. Twee op drie werknemers evalueert zijn/haar werk als gevarieerd en bijna de helft zegt nieuwe dingen te leren op het werk. De informatieverstrekking op het werk scoort vrij goed, maar het effectief beïnvloeden tijdens overleg en het krijgen van feedback scoort matig. Meer dan de helft van de werknemers geeft aan dat de werkdruk veelal hoog is.

Op vijf jaar tijd is het aandeel werknemers dat aangeeft in ongunstige arbeidsomstandigheden te werken lichtjes gestegen. Dit geldt in België en voor Europa als geheel. Ook de werkdruk en de werkgerelateerde stress nam in België toe. De zelfstandigheid inzake een aantal jobaspecten nam in België sterker af dan gemiddeld in Europa. Anderzijds zijn er in 2000 meer mensen die aangeven dat ze nieuwe dingen leren in hun job dan vijf jaar geleden. Al bij al blijken negen op tien Belgische werknemers nogal tot zeer tevreden in hun job. Dit is evenveel als in Vlaanderen. Toch nam de algemene jobtevredenheid in België iets af tussen 1995 en 2000.

Methodologie

Het schetsen van een beeld van de ‘kwaliteit van de arbeid’ op het niveau van de globale regionale/nationale arbeidsmarkt gebeurt door (een groot aantal) werknemers te bevragen over hun (oordeel van de) arbeidssituatie en over de werkgebonden gevolgen van het werken in een bepaalde arbeidssituatie. De arbeidssituatie waarin werknemers werken, wordt gekenmerkt door de arbeidsomstandigheden, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsinhoud en de arbeidsverhoudingen. Vooral de diverse aspecten van de arbeidsinhoud staan centraal in het meten van ‘kwaliteit van de arbeid’. In dit hoofdstuk worden twee verschillende bronnen aangewend om een verkennend beeld te schetsen van de toestand/evolutie van de ‘kwaliteit van de arbeid’ in zowel Vlaanderen, als België, onze buurlanden en Europa.

1. VBBA-bestand van NOVA.

De data die door het Nationaal Onderzoeksinstistuut ter Verbetering van de Arbeidsomstandigheden (NOVA) verzameld werden stammen in hoofdzaak af van stressprojecten in bedrijven uit België. Bij zulke projecten worden alle personeelsleden bevraagd. Veelal worden zulke projecten gemonitored door interbedrijfsgeneeskundige diensten die door de bedrijven/organisaties ingeroepen werden. In de andere gevallen is het vooral Quest Europe dat welzijnsprojecten omkaderde. Dit betekent dat de gegevens over de ‘precaire’ arbeidssituatie iets overschat zijn, en het dus ongunstigere waarden geeft dan de gegevens die een representatieve steekproef zou opleveren. Tijdens de invoer van de data worden deze gescreend om opgevers en twijfelaars te filteren. De opbouw van de dataset is cumulatief. De eerste data stammen van maart 1999 de laatste toegevoegde data dateren van augustus 2001.

Bij de opbouw van het databestand worden enkele variabelen toegevoegd zoals taal van de vragenlijst, nace-code van het bedrijf, grootte van het bedrijf, responsrate, soort vragenlijst, enzovoort. De data worden zonder enige selectie toegevoegd, om later onderzoek blijvend mogelijk te maken. Naargelang het doel van onderzoek (bedrijfsonderzoek / wetenschappelijk onderzoek) worden selecties gemaakt. Een eerste selectie voor dit hoofdstuk betreft taal. Uit de Belgische data werden enkel de respondenten weerhouden die een vragenlijst in het Nederlands invulden.

Een selectie speelt in op de omvang van een project: het aantal observaties dat opgenomen wordt is in enkele gevallen beperkt gehouden. Dat betekent dat 100 projecten afkomstig uit ongeveer 200 bedrijven gehergroepeerd in 19 economische sectoren deel uit maken van Vlaamse VBBA-bestand (Vragenlijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid). Bepaalde groepen werknemers en/of sectoren zijn oververtegenwoordigd(1) (bv. gezondheidszorg en maatschappelijk dienstverlening), dan wel ondervertegenwoordigd (bv. jongeren en laaggeschoolden) (Notelaers, 2001).

In tabel 1 hebben we een aantal items uit de schaalvariabelen uit de VBBA(2) (de basisvragenlijst) gegroepeerd in de zogeheten vier A’s die de arbeidssituatie kenschetsen en voor enkele ‘gevolgvariabelen’. Het gaat hier slechts om een selectie van items. Enkel het aandeel werknemers dat ‘altijd’ of ‘dikwijls’ antwoord op de items wordt in de tabel opgenomen. De berekende aandelen betreffen de gevalideerde percentages (aandeel tegenover het totaal exclusief de missing values).

Overzicht van de items (vragen) die gebruikt werden in de tabel: Arbeidsomstandigheden; Fysiek (Werkt u in ongemakkelijke of inspannende houdingen?, Heeft u tijdens het werk veel hinder van heffen of versleuren?, Heeft u tijdens het werk veel hinder van langdurig achtereen dezelfde beweging moeten maken?), Psychisch (Heeft u in u werk contacten met lastige klanten of patienten?, Komt u door u werk in aangrijpende situaties terecht?), Arbeidsvoorwaarden (Biedt uw baan u financiële groeimogelijkheden, Biedt uw baan u mogelijkheden tot promotie?, Biedt uw organisatie u mogelijkheden tot het volgen van bijscholing/cursussen?), Arbeidsverhoudingen; Relaties collega’s (is uw verstandhouding met uw collega’s goed?, Heeft u conflicten met collega’s, Voelt u zich in uw werk gewaardeerd door uw collega’s?), Relaties directe leiding (is uw verstandhouding met uw directe leiding goed?, Heeft u conflicten met uw directe leiding? Voelt uw zich in uw werk gewaardeerd door uw directe leiding?) Arbeidsinhoud; Werkdruk (Moet u erg snel werken?, heeft u te veel werk te doen?, Werkt u onder tijdsdruk?), Moeilijkheidsgraad (Moet u erg precies werken?, Moet u op veel dingen tegelijk letten tijdens uw werk?, Vereist u werk dat u er steeds moet bij nadenken?, Is voor uw werk creativiteit vereist?, Lost u problemen in uw werkzaamheden zelf op?) Monotone taken (Moet u in uw werk telkens dezelfde dingen doen?), Autonomie (Kunt u uw werk zelf indelen?, Heeft u invloed op het werktempo?, Kunt u zelf bepalen hoe u uw werk uitvoert? Kunt u zelf de volgorde van uw werkzaamheden bepalen? Kunt u uw werk even onderbreken als u dat nodig vindt?), Contactmogelijkheden (Kunt u, als dat nodig is, uw collega’s om hulp vragen?, Kunt u, als dat nodig is uw directe leiding om hulp vragen?, Kunt u onder werktijd een praatje maken met collega’s), Organiserende taken (Kunt u met uw directe leiding voldoende overleggen over uw werk?, Heeft u invloed op de verdeling van het werk onder u en uw collega’s?, heeft u rechtstreeks invloed op beslissingen van uw afdeling/bedrijf?) Informatievoorziening (Krijgt u voldoende informatie over het doel van uw werk?, Weet u precies waarover wel en waarover u niet verantwoordelijk bent? Ligt duidelijk voor u vast, wat precies u taak is? Krijgt u voldoende informatie over het resultaat van uw werk? Geeft uw directe leiding u informatie oevr hoe goed u uw werk doet? Geven uw collega’s u informatie over hoe goed u uw werk doet?) Gevolgen; vindt u uw werk lichamelijk erg inspanend?; Is u werk emotioneel zwaar?, Is uw werk gevarieerd?, Doet uw werk voldoende beroep op al uw vaardigheden of capaciteiten?, Leert u nieuwe dingen op het werk? Biedt uw baan u mogelijkheden voor persoonlijke groei en ontwikkeling? Heerst er tussen u en uw collega’s een prettige sfeer? Heerst er tussen u en uw leiding een prettige sfeer?

2. European Survey on Working Conditions (European Foundation).

Het derde European Survey on Working Conditions werd in 2000 uitgevoerd door de ‘Foundation’ (Dublin). De twee vorige bevragingen vonden plaats in 1990 en 1995. In totaal werden 21 500 werkenden (tussen 15 en 64 jaar) uit de EU face-to-face bevraagd, 1 500 per lidstaat (in Luxemburg 527) op basis een representatieve steekproef bij de werkenden.

De afname van de Belgische vragenlijst gebeurde door een privé-onderzoeksbureau (Marketing Unit als onderdeel van INRA-Europe, een Europees netwerk van markt en publieke opinie onderzoekbureaus). De vragenlijst is voor de 3 surveys min of meer hetzelfde gebleven zodat de data grotendeels vergelijkbaar zijn. We hebben gebruik gemaakt van het overzicht van de bevraagde varibalen opgedeeld per land van de EU.

Nadeel van de vragenlijst is dat ze niet opsplitsbaar is naar regio en dat de omvang te beperkt is op nationaal niveau een beeld te geven naar subgroepen.


(1) Belangrijke afwezige sectoren zijn deze beneden de nacebel-code 15. Met name landbouw, winning en zware industrie. Ook onderwijs ontbreekt volledig in het bestand.

(2) De VBBA bestaat in verschillende versies. De Kern-VBBA/Uitgebreide – VBBA / Samengestelde VBBA.