Ga verder naar de inhoud
Rapporten

De gemeenten in Vlaanderen

20 dec. 2000 — T. Vandenbrande

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2000, hoofdstuk 6.

Samenvatting

In hoofdstuk 5 werd Vlaanderen binnen Europa gepositioneerd op basis van de pijnpunten die Europa aanraakt bij de analyse van de Belgische arbeidsmarkt: een lage werkzaamheid bij ouderen, een te groot verschil tussen de werkzaamheid van vrouwen en mannen, een te langdurige werkloosheid, en een beperkt uitgebouwde sector van bedrijfsdiensten. In dit hoofdstuk tonen we de verschillen op dit vlak binnen Vlaanderen aan. Limburg legt Europa het minst gunstige rapport voor, Vlaams-Brabant scoort op het vlak van deze indicatoren het best.

Het cijfermateriaal dat voor deze analyse gebruikt wordt, is afkomstig uit de Jaarboeken over de arbeidsmarkt in de provincie(s). Hierbij staat de vergelijking van de gemeenten binnen Vlaanderen centraal. Er bestaan dan ook kleine verschillen tussen deze cijfers, en de cijfers uit het vorige hoofdstuk, waar de vergelijking van Vlaanderen binnen Europa centraal staat.

Methodologie

In aansluiting met het voorgaande hoofdstuk werden per gemeente vier variabelen berekend die aangeven in hoeverre een gemeente goed of slecht scoort op elk van de vier ‘uitdagingen voor de Belgische arbeidsmarkt’ die door Europa werden geformuleerd in het Vooruitgangsrapport. De EAK, die in vorig hoofdstuk werd berekend, kan omwille van zijn eigenheid –een enquête- onvoldoende betrouwbare resultaten opleveren voor alle Vlaamse gemeenten. Daarom werden andere bronnen gebruikt in dit hoofdstuk, die per indicator soms licht afwijkende resultaten geven voor Vlaanderen als geheel. In dit hoofdstuk werd indicator 1, de werkzaamheidsgraad van ouderen, berekend aan de hand van het cijfermateriaal dat werd gepubliceerd in De arbeidsmarkt in de provincie X, Jaarboek 1999. De gegevens hebben betrekking op de situatie in 1998. Ook indicator 2, de verhouding tussen de werkzaamheidsgraad bij vrouwen enerzijds en de werkzaamheidsgraad bij mannen anderzijds, is op dit cijfermateriaal gebaseerd. Indicator 3, het aandeel van de langdurige werkloosheid, werd berekend als het aandeel van alle niet-werkende werkzoekenden dat langer dan één jaar bij de VDAB is ingeschreven. De gegevens zijn afkomstig van de VDAB, en refereren naar het jaargemiddelde van 1999. Indicator 4 ten slotte, de werkzaamheid in de ‘diensten aan bedrijven’ werd berekend aan de hand van RSZ-gegevens en slaat in strikte zin niet op de werkzaamheid maar wel op de loontrekkende werkgelegenheid. De waarde van deze indicator werd bepaald als het aantal jobs volgens RSZ in de bedrijven die vallen onder de sectoren NACE 70 tot en met 74.

Met behulp van de statistische techniek van clusteranalyse werden de Vlaamse gemeenten verdeeld in verschillende clusters, die elk specifieke kenmerken. De vier variabelen werden gestandaardiseerd, en er werden via de Ward-clustermethode 7 clusters onderscheiden.

Het is belangrijk om weten dat de bekomen kenmerken van een cluster niet noodzakelijk van toepassing zijn op alle individuele gemeenten die deel uitmaken van de cluster. De toewijzing van een gemeente aan een cluster gebeurt immers volgens vastgelegde wiskundige criteria, en hierdoor liggen niet alle gemeenten even ‘dicht’ bij het clustergemiddelde van een volledige cluster. Niettemin wordt een gemeente ‘het best’ geplaatst in de desbetreffende cluster.

De algemene methodologie bij dit jaarboek kan onder het hoofdstuk ‘ algemene methodologie’ worden geraadpleegd.

Download

Bijlagen