Ga verder naar de inhoud
Rapporten

De niet-beroepsactieve bevolking in Vlaanderen

20 dec. 2001 — N. Van Mechelen

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2001, hoofdstuk 7.

Samenvatting

Zoals genoegzaam bekend, is het verhogen van de werkzaamheid een van de centrale doelstellingen van het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid. Om dit doel te bereiken wordt enerzijds getracht om (langdurig) werkzoekenden aan een job te helpen en de werkenden langer aan het werk te houden, anderzijds wil men nieuwe groepen aantrekken tot de arbeidsmarkt. In dit hoofdstuk komt vooral de laatste groep aan bod, de niet-beroepsactieven. Kenmerkend voor de niet-beroepsactieve bevolking is de sterke aanwezigheid van de zogenaamde ’risicogroepen’ van de arbeidsmarkt. Zowel de laaggeschoolden, de jongeren, de ouderen en de vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de niet-beroepsactieve bevolking. Het gaat vooral om leerlingen/studenten, huisvrouwen en (brug)gepensioneerden.

Bovendien wordt de achtergestelde positie van vooral laaggeschoolden versterkt doordat zij doorgaans over minder recente werkervaring beschikken. Ook vrouwen kunnen zich over het algemeen minder beroepen op recente werkervaring. Daartegenover staat dat de vrouwen die de afgelopen 8 jaren wel nog gewerkt hebben, relatief jonger en hogergeschoold zijn dan mannen met recente werkervaring. Dit komt doordat mannen vaker stoppen omwille van ouderdom of arbeidsongeschiktheid en vrouwen omwille van de kinderen of andere familiale redenen (vooral hooggeschoolde vrouwen) of wegens ontslag, sluiting of het niet-verlengen van een contract.

Gemeten aan de hand van de vraag ’Wenst u nog te werken’ blijkt opnieuw dat de afstand tot de arbeidsmarkt het grootst is bij de zogenaamde ’risicogroepen’. Verhoudingsgewijs zijn het vooral de vrouwen, de jongeren, de ouderen en de laaggeschoolden die deze vraag negatief beantwoorden.

Methodologie

Dit hoofdstuk is gebaseerd op de gegevens van de NIS EAK. Centraal staan de personen die volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (ILO) niet-beroepsactief zijn. Dit zijn alle personen op beroepsactieve leeftijd die niet werken of werkloos zijn (zie verklarende woordenlijst achteraan in dit boek). Om de afstand van deze groep tot de arbeidsmarkt te bepalen, wordt enerzijds hun arbeidsmarktverleden en anderzijds hun arbeidswens in kaart gebracht.

Het arbeidsmarktverleden van de niet-beroepsactieve bevolking kan worden geanalyseerd omdat aan iedereen die niet werkt de vraag wordt gesteld of hij/zij ooit betaalde arbeid verrichtte en zo ja, wanneer de laatste betrekking beëindigd werd. Als de vorige betrekking minder dan 8 jaar geleden is, dan wordt ook de belangrijkste reden gevraagd waarom zijn/haar vorige betrekking beëindigd werd. We beschikken dus alleen over de reden van stopzetting van de personen met tamelijk recente werkervaring (minder dan 8 jaar geleden gewerkt).

Voor de arbeidswens van de niet-beroepsactieve personen baseren we ons op twee vragen: ‘Zocht u een betrekking?’ en ‘Wenst u betaalde arbeid te verrichten?’. Niet-beroepsactieve personen die op één van beide vragen positief antwoorden, worden beschouwd als niet-beroepsactieven die wensen te werken. De twee cruciale vragen worden helaas niet aan iedereen die niet werkt gesteld. Personen die met (brug)pensioen zijn moeten deze vragen niet beantwoorden. We beschikken dus niet van de gehele niet-beroepsactieve bevolking over informatie over de arbeidswens.

De totale niet-beroepsactieve bevolking, de niet-beroepsactieve bevolking met (recente) werkervaring en de niet-beroepsactieve bevolking die aangeeft te willen werken worden bestudeerd op hun samenstelling naar geslacht, leeftijd (de 15-24-jarigen, de 25-49-jarigen en de 50-64-jarigen) en onderwijsniveau (laaggeschoold zijn de personen met maximaal een diploma lager secundair onderwijs). Tevens wordt nagegaan hoe deze personen zelf hun socio-professionele situatie omschrijven. Uiteraard komt deze situatie niet altijd overeen met arbeidsmarktpositie die deze personen volgens de ILO-definities bekleden. Vooral het aantal personen dat zichzelf als werkloos beschouwt, maar volgens de ILO-normen niet-beroepsactief is - in plaats van werkloos - is groot. Meestal gaat het dan om personen die ingeschreven zijn bij de RVA of VDAB – en veelal zelfs een uitkering krijgen – maar niet voldoen aan de ILO-normen. In het hoofdstuk wordt telkens het precieze aandeel van de personen dat affirmatief antwoordt op de vraag of dat men ingeschreven is bij de RVA of VDAB vermeld. De groep van personen die niet ILO-werkloos is maar wel ingeschreven is bij de RVA of VDAB omvat niet alleen de niet-werkende werkzoekenden die niet actief zoeken of niet onmiddellijk beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, maar ook de oudere werkzoekenden die vrijgesteld zijn van inschrijving bij de VDAB, de bruggepensioneerden,... .