Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Een beeld van de social profit

20 dec. 2000 — K. Geurts - P. van der Hallen

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2000, hoofdstuk 13.

Samenvatting

De social profit is uitgegroeid tot een begrip en vormt een belangrijk aandachtspunt in het federale en Vlaamse arbeidsmarktbeleid. De sector kent een positieve werkgelegenheidsevolutie, tal van overheidsmaatregelen zoals bv. de Sociale Maribel en de in het voorjaar 2000 gesloten akkoorden met de federale en Vlaamse overheid werken dat mede in de hand. De afgesloten akkoorden zouden ook trendsettend kunnen zijn voor een beter beleid inzake combinatie gezin-arbeid of een ‘onthaastingsbeleid’. De ‘zorgsectoren’ uit de social profit zullen echter ook hun naam in de toekomst eer blijven aandoen, want hoewel de sector nu kampt met arbeidsmarktknelpunten, zou er in 2010 opnieuw sprake kunnen zijn van ruimere arbeidsreserves voor bepaalde zorgfuncties.

Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de Social Profit bepaald als de som van de Nace-sectoren 85 en 92. Vertaald naar de WAV-sectoren (zie schema bij hoofdstuk 11) betreft het dus de sectoren ’recreatie, cultuur en sport’ (q7), ’maatschappelijke dienstverlening’ (q6), en de ’ziekenhuizen en overige gezondheidszorg’ (q5).

Niet enkel gegevens over de werkgelegenheid in de Social Profit (of het aantal jobs) worden gebruikt, ook gegevens over de werkzaamheid, of het aantal werkende Vlamingen in de Social Profit. Hiervoor worden de RSZ-LATG-databank en de RSZPPO-databank met elkaar gecombineerd (zie verder).

De LATG-cijfers laten toe het gepresteerde arbeidsvolume uit te drukken in Voltijds Equivalenten (VTE). Het VTE wordt berekend door de bij de RSZ aangegeven arbeidsdagen en –uren (uit het LATG-bestand) om te zetten in het aantal voltijdse jobs dat ermee overeenstemt.

formule:
voor een voltijdse werknemer: VTE = ArD/Trim
voor een deeltijdse werknemer: VTE = (ArD*BU*Reg)/(BD*UM*Trim)
waarbij:
ArD = aantal arbeidsdagen (bezoldigde dagen en vakantiedagen) die zijn aangegeven in de betrokken periode
BU = aantal bezoldigde uren voor de deeltijdse werknemer voor de betrokken periode
Reg = wekelijkse arbeidsregime (5 indien het om een 5-dagenweek gaat, 6 anders)
UM = normaal aantal arbeidsuren per week voor de maatman (referentiepersoon voor de deeltijds werknemers)
BD = aantal bezoldigde dagen voor de deeltijdse werknemer voor gegeven periode
TRIM = normaal aantal arbeidsdagen in het kwartaal (in de meeste gevallen gelijk aan 65 of 78)

Het op deze manier berekende voltijds equivalent voor een bepaalde job of werknemer kan lager zijn dan één omwille van:
- kortere periodes van tewerkstelling (niet het volledige kwartaal gewerkt)
- deeltijdse prestaties (wekelijkse arbeidsduur lager dan die van de voltijds werkende referentiepersoon of maatman)
- periodes van gelijkgestelde dagen worden niet tot het arbeidsvolume gerekend. Tot deze gelijkgestelde dagen behoren o.m. alle dagen van tijdelijke werkloosheid (bv. omwille van weerverlet, economische redenen), afwezigheid omwille van ziekte, stakingen, zwangerschapsverlof, enz.

De gebruikte databank is echter niet perfect toereikend voor de precieze berekening van het arbeidsvolume. Zo worden de geregistreerde overuren van deeltijdse werknemers wel meegerekend (zie hoger), maar worden de overuren van voltijdse werknemers niet bij de RSZ aangegeven. Deze overuren van voltijdse werknemers kunnen dan ook niet in de berekening van het VTE worden opgenomen.

Ook het aandeel deeltijdarbeid wordt berekend op basis van de RSZ-LATG-databank. Dit aandeel deeltijdarbeid heeft betrekking op de inwoners die in loondienst werken (en dus niet de jobs). De berekeningswijze (zie formule) verschilt in beperkte mate van de formule uit de voorgaande editie van het Jaarboek over De arbeidsmarkt in de provincie.

formule:
(aantal werknemers in deeltijds regime waarvan de wekelijkse arbeidsduur minder dan 95% van een voltijdse baan bedraagt, aangevuld met het aantal werknemers in een deeltijds regime waarvan het aantal uren ‘onbekend’ is) / (aantal werknemers in deeltijds regime + aantal werknemers in voltijds regime)

De RSZ onderscheidt naast voltijdse en deeltijdse werknemers ook het ’speciaal’ regime. Deze onregelmatige werknemers (seizoenarbeiders en arbeiders bij tussenpozen) worden voor de berekening van het aandeel deeltijdarbeid niet meegerekend (net als diegenen die in een ‘onbekend’ regime werken).

Deeltijdse werknemers worden ingedeeld in drie categorieën, afhankelijk van de gebruikelijke arbeidsduur. Onder kleine deeltijdarbeid vallen de deeltijdse werknemers waarvan de gebruikelijke wekelijkse arbeidsduur minder dan 46 % bedraagt van een ‘maatman’. Deze maatman is een (fictieve) referentiepersoon die in dezelfde arbeidsomstandigheden voltijds werkt. Middelgrote en grote deeltijdarbeid hebben betrekking op een arbeidsduur die 46-55 %, respectievelijk 55-95 % bedraagt van de maatman. Indien een werknemer meerdere gelijktijdige arbeidsbetrekkingen heeft, worden enkel die kenmerken weerhouden die verbonden zijn met de belangrijkste arbeidsovereenkomst.

Met betrekking tot de integratie van het RSZPPO-bestand (over het personeel in de plaatselijke en provinciale overheden) beschikken we enkel over informatie over enerzijds het totaal aantal arbeidsplaatsen (per provincie, sector en geslacht) en over anderzijds het totaal aantal werkende personen (per provincie, leeftijd en geslacht), en niet over gedetailleerde informatie m.b.t. deeltijdarbeid, en het door hen gepresteerde arbeidsvolume. In eerste instantie wordt het aantal werkende personen verdeeld door de sectorale verdeling van het aantal arbeidsplaatsen per provincie en per geslacht toe te passen op de leeftijdsverdeling van het aantal werkende mannen en vrouwen. In tweede instantie werden per WAV-sector een aantal bewerkingen uitgevoerd om tot een uitspraak te komen over het aandeel deeltijds werkenden en het arbeidsvolume. Om dit te bekomen, worden per WAV-sector, per provincie en per geslacht de gekende verhoudingen uit het RSZ-LATG-bestand (aandeel deeltijdarbeid en VTE/aantal werknemers) toegepast op het aantal werkende personen uit het RSZPPO-bestand.


De algemene methodologie bij dit jaarboek kan onder het hoofdstuk ‘ algemene methodologie’ worden geraadpleegd.

Download

Bijlagen