Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Een kaars voor Rosetta

01 apr. 2001 — D. Malfait - T. Vandenbrande

Beschrijving

Eén jaar geleden, op 1 april 2000, trad het startbanenplan, beter gekend als het Rosettaplan, in werking. In deze nota wordt dit eerste levensjaar van Rosetta onder de loep genomen.

In de periode 1 april 2000 – 31 maart 2001 werden iets minder dan 50 000 jongeren via een startbaan aangeworven. Daar het grootste deel van de Belgische werkgelegenheid zich situeert op Vlaams grondgebied vinden we ook de meeste startbanen in Vlaanderen. Dit betekent niet dat de maatregel minder succesvol was in Wallonië: het aantal gerealiseerde startbanen evenaart zowel in Vlaanderen als in Wallonië het aantal dat op basis van de bestaande werkgelegenheid kon worden verwacht.

Hoewel de Vlaamse werkgevers in principe jongeren tot 30 jaar (doelgroep 3) mogen aanwerven in het kader van de startbanenwetgeving, is 83 % van de aangeworven Vlamingen jonger dan 25 jaar. Men heeft m.a.w. hoofdzakelijk uit de eerste twee doelgroepen gerecruteerd. Ongeveer de helft hiervan krijgt van de werkgever een contract van onbepaalde duur. In Vlaanderen werden de meeste contracten afgesloten in de paritaire comités van de metaalsectoren, en opmerkelijk weinig in de schoonmaaksector. Verder blijken werkgevers bij twee van de drie startbaancontracten een beroep te doen op jongeren uit de eigen regio (STC), een recruteringsgedrag dat het sterkst voorkomt voor laaggeschoolden.

Een belangrijke bevinding is dat het Rosettaplan er, althans in Vlaanderen, in slaagt om de ‘kansengroepen’ te bereiken. Het startbanenplan kent het meeste succes in regio’s met een hoge werkloosheid en, nog belangrijker, slaagt erin om kansengroepen te bereiken en te integreren op de arbeidsmarkt. Laaggeschoolden raken op eigen initiatief moeilijker uit de werkloosheid, maar het Rosettaplan helpt deze groep meer dan de gemiddelde Vlaming bij het vinden van een job.