Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Ongelijkheid op de arbeidsmarkt

20 dec. 2001 — T. Vandenbrande

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2001, hoofdstuk 9.

Samenvatting

Op het vlak van de gelijke vertegenwoordiging van ’kansengroepen’ op de arbeidsmarkt bengelt Vlaanderen aan de staart van het Europese peloton. De jongste jaren werd echter een behoorlijk deel van de achterstand goedgemaakt. Op tien jaar tijd zijn vooral de man/vrouwverschillen systematisch kleiner geworden. Bij andere kansengroepen is de evolutie minder duidelijk. Zeker allochtonen en laaggeschoolden konden hun relatieve positie pas verbeteren in de hoogconjunctuur tussen 1997 en 2000.

Methodologie

9.2

Met de indicatoren van diversiteit geven we aan wat het verschil is van de arbeidsmarktintegratie van een kansengroep met die van de rest van de bevolking. De vier indicatoren van diversiteit werden berekend op de volgende wijze:
* generation gap: werkzaamheidsgraad van de bevolking tussen 45 en 64 jaar ten opzichte van de werkzaamheidsgraad van de bevolking tussen 25 en 44 jaar.
* gender gap: werkzaamheidsgraad van vrouwen tussen 25 en 64 jaar ten opzichte van de werkzaamheidsgraad van mannen tussen 25 en 64 jaar
* educational gap: werkzaamheidsgraad van laaggeschoolden tussen 25 en 64 jaar ten opzichte van de werkzaamheidsgraad van hogergeschoolden tussen 25 en 64 jaar
* nationality gap: werkzaamheidsgraad van niet-EU-inwoners tussen 25 en 64 jaar ten opzichte van de werkzaamheidsgraad van EU-inwoners tussen 25 en 64 jaar

Tevens werd een algemene maat van diversiteit berekend als het gewogen gemiddelde van deze vier gaps. We nemen het gewogen gemiddelde, zodat een kleine kansengroep (als bv. de niet-EU-inwoners) een minder grote impact heeft op deze indicator van ongelijkheid dan een grote kansengroep (als bv. de laaggeschoolden).

Met EAK-gegevens werden deze indicatoren berekend voor Vlaanderen en voor alle jaren tussen 1990 en 2000.

9.4

Met gepubliceerde Eurostatgegevens was het mogelijk drie van de vier hoger geïntroduceerde indicatoren te berekenen. De nationality gap ontbreekt. Verder werd voor twee van de drie berkende indicatoren, met name de education gap en de gender gap, teruggevallen op de bevolking tussen 25 en 59 jaar (in plaats van tussen 25 en 64 jaar), zodat de resultaten hier licht afwijken van de hoger bekomen mate van ongelijkheid. De globale maat van ongelijkheid in de verschillende Europese landen (Ierland uitgezonderd) werd berekend voor 1995 en 2000.