Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Sectorrapport: Social Profit

07 jun. 2006 — W. Vanderbiesen

Beschrijving

Dit sectorrapport heeft tot doel de loontrekkende tewerkstelling in België in de social profit in kaart te brengen. Hierbij wordt een beroep gedaan op de statistieken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). De sectorale cijfers die in dit rapport worden gebruikt zijn gebaseerd op de indeling van de loontrekkenden volgens het paritair comité waar zij onder vallen. Het gaat hierbij over eenduidige en officieel gevalideerde cijfergegevens van de RSZ, die worden verkregen aan de hand van de bedrijfsaangiften. Door het versturen van hun aangifte aan de RSZ, delen de werkgevers ieder kwartaal bepaalde informatie mee die het mogelijk maakt om statistieken op te stellen voor algemeen gebruik.

Methodologie

Loontrekkenden: het aantal loontrekkenden is gebaseerd op de RSZ-statistieken (DMFA) voor het tweede kwartaal (op 30 juni) van 2003 en 2004. Deze statistieken omvatten de loon-trekkenden die worden aangegeven bij de RSZ (zonder RSZPPO).

Privésector: het betreft hier de loontrekkenden die actief zijn in de privésector. Deze worden hierbij gedefinieerd als de loontrekkenden die behoren tot een paritair comité en die vallen onder het socialezekerheidsstelsel van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid (RSZ). De werknemers die vallen onder de RSZ maar die actief zijn in de publieke sector worden hier dus niet opgenomen, net zomin als de ambtenaren die vallen onder het socialezekerheidsstelsel van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO). De zelfstandigen, die vallen onder het stelsel van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor Zelfstandigen (RSVZ) worden evenmin opgenomen in deze cijfers.

Sectorgroepen en paritaire comités: de indeling van de loontrekkenden naar paritair comité werd mogelijk sinds de invoering van de Multifunctionele Aangifte (DMFA) bij de RSZ. De eerste cijfers die een betrouwbare afbakening volgens paritair comité mogelijk maken hebben betrekking op 2003. De indeling naar sectorgroepen werd opgesteld door het Steunpunt WAV met de bedoeling om de paritaire comités die op een of andere manier aan elkaar verwant zijn te groeperen. De indeling is gebaseerd op verschillende criteria: het bevoegdheidsgebied van de paritaire comités, het statuut waarvoor het paritair comité van toepassing is (arbeiders, bedienden of beiden), de syndicale werkingssferen, het aantal loontrekkenden in de paritaire comités en de beschikbaarheid van de gegevens (bv. de beschikbaarheid van gegevens over de loontrekkenden in de paritaire subcomités).

Toewijzing van de paritaire comités: in principe bepaalt de werkgever tot welk paritair comité hij meent te behoren, waarbij de activiteit van zijn onderneming als doorslaggevend criterium geldt. Sommige werkgevers kunnen onder een bepaald paritair comité vallen al naargelang het beroep van hun werknemers. Doorgaans behoort een onderneming tot één enkel paritair comité. Dit omwille van het feit dat de paritaire comités elke specifieke collectieve arbeidsovereenkomst sluiten, en de toepassing van meerdere overeenkomsten in een en dezelfde onderneming bijgevolg een lastige opgave zou vormen. Met het oog op dat eenheidsprincipe geldt de stelregel ‘de nevenactiviteit volgt de hoofdactiviteit’. De hoofdactiviteit is de economische activiteit waaraan de meeste arbeidsuren worden besteed of waaraan de meeste personeelsleden worden tewerkgesteld. In de praktijk vallen ondernemingen echter vaak onder meerdere paritaire comités. Dit kan bijvoorbeeld in volgende gevallen: ­ wanneer bedrijfssectoren vallen onder een paritair comité voor de arbeiders en onder een ander paritair comité voor de bedienden; wanneer een onderneming verschillende activiteiten uitoefent die niet aan elkaar verwant zijn, in afzonderlijke lokalen of met personeel dat uitsluitend tewerkgesteld is voor elke activiteit afzonderlijk.

Overzicht sectorgroepen met bijhorende paritaire comités: ­

bedienden: PC 200, PC 218 ­

social profit: PC 152, PC 225, PC 304, PC 305, PC 318, PC 319, PC 327, PC 329 ­

metaal : PC 104, PC 105, PC 111, PC 112, PC 142.01, PC 147, PC 149, PC 209, PC 210, PC 224 ­

distributie: PC 119, PC 127, PC 201, PC 202, PC 311, PC 312, PC 313, PC 321 ­

vervoer, transport & logistiek : PC 139, PC 140, PC 226, PC 301, PC 315, PC 316, PC 328 ­

bouw: PC 124 ­

diensten aan ondernemingen: PC 121, PC 219, PC 317, PC 322 ­

chemie & petroleum: PC 116, PC 117, PC 207, PC 211 ­

financiële sector : PC 216, PC 306, PC 307, PC 308, PC 309, PC 310, PC 325 ­

horeca, sport & ontspanning : PC 217, PC 223, PC 302, PC 333 ­

voeding : PC 118, PC 133, PC 143, PC 220 ­

kleding & textiel: PC 107, PC 109, PC 110, PC 120, PC 128, PC 142.02, PC 148, PC 214, PC 215 ­

hout: PC 125, PC 126 ­

steen- en glasindustrie: PC 101, PC 102, PC 106, PC 113, PC 114, PC 115, PC 150, PC 203, PC 204, PC 205, PC 324 ­

groensectoren: PC 132, PC 144, PC 145, PC 146 ­

media: PC 130, PC 227, PC 303 ­

papier- en kartonsector: PC 129, PC 136, PC 142.03, PC 221, PC 222 ­

andere: PC 100, PC 142.04, PC 314, PC 320, PC 323, PC 326

Regionale afbakening: de cijfers hebben betrekking op de loontrekkenden die wonen in België/het Vlaams Gewest.

Belangrijkste arbeidsbetrekking: indien een werknemer meerdere gelijktijdige arbeidsbetrekkingen heeft, wordt hij slechts eenmaal geteld en worden enkel die kenmerken weerhouden die verbonden zijn met de belangrijkste arbeidsovereenkomst. De bepaling van de belangrijkste betrekking gebeurt in geval van meerdere gelijktijdige arbeidsovereenkomsten volgens de volgende criteria (in dalende orde van belangrijkheid): type betrekking (voltijds, deeltijds, …), hoogste bruto bezoldiging, hoogste arbeidsvolume, hoogste aantal gelijkgestelde dagen.

Arbeidsregime: drie categorieën kunnen hier worden onderscheiden: loontrekkenden in een voltijds arbeidsregime, deeltijds arbeidsregime of speciaal arbeidsregime. Het speciaal arbeidsregime bevat de loontrekkenden die werken via seizoenarbeid, via arbeid met tussenpozen, of met gelimiteerde prestaties.

Aandeel deeltijdarbeid: het aandeel deeltijdarbeid heeft betrekking op de loontrekkenden die zijn tewerkgesteld in een deeltijds arbeidsregime. Het aandeel deeltijdarbeid verwijst naar het percentage van de gebruikelijke arbeidsduur van een referentiepersoon; d.i. de persoon die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming of in dezelfde bedrijfstak, in een functie die gelijkaardig is aan deze van de werknemer. Op basis van de beschikbare cijfers onder-scheiden we volgende categorieën deeltijdarbeid: minder dan 45%, tussen 46 en 76% of meer dan 75% van een voltijdse betrekking.