Projecties bevolking op arbeidsleeftijd
Met de bevolking op arbeidsleeftijd doelen we op het aantal personen tussen 20 en 64 jaar. “Op arbeidsleeftijd zijn” betekent dat je een leeftijd hebt waarop betaald werk verrichten een reële optie is, en in zekere mate ook een maatschappelijke verwachting. Voor de arbeidsmarkt en het arbeidsmarktbeleid is de omvang van de bevolking op arbeidsleeftijd een essentieel cijfer, omdat het uitdrukt hoe groot het potentiële aanbod van beroepsactieve personen (werkenden of werklozen) is in een bepaald jaar in een bepaalde regio. Het cijfer geeft aan hoe groot de vijver is waaruit de samenleving werkende personen kan putten. Daalt de bevolking op arbeidsleeftijd structureel, dan wordt het voor werkgevers moeilijker om personeel te vinden. Een groei in de bevolking op arbeidsleeftijd kan tot verschillende uitkomsten leiden, afhankelijk van de conjunctuur. Is de vraag naar arbeid groot, dan kan de economie groeien: meer werkenden die samen meer goederen en diensten produceren. Als een toename van de bevolking op arbeidsleeftijd echter samengaat met een stabiele of dalende arbeidsvraag, dan zal een groter aandeel van de bevolking werkloos zijn of zich (tijdelijk) uit de arbeidsmarkt terugtrekken.
Sarah Vansteenkiste
Bevolking op arbeidsleeftijd: bron voor onze werkzaamheidsprojecties
De bevolking op arbeidsleeftijd vormt de noemer van de werkzaamheidsgraad, de indicator die in het Vlaamse en het federale economische, sociale en werkgelegenheidsbeleid een centrale plaats inneemt. België en Vlaanderen beogen tegen 2030 een werkzaamheidsgraad van 80%. Dit betekent dat acht op de tien van de personen op arbeidsleeftijd aan het werk zouden zijn. Om in te schatten hoe de werkzaamheid zal evolueren en of de geformuleerde doelstellingen haalbaar zijn, publiceren we jaarlijks werkzaamheidsprojecties. De geraamde evolutie van de bevolking op arbeidsleeftijd vormt een essentiële bron voor dit projectiemodel. In de interactieve toepassing Arbeidsmarktprojecties kan je de recentste projectieresultaten raadplegen.
Ramingen van de evolutie van de bevolking op arbeidsleeftijd
De bevolking op arbeidsleeftijd is een zuiver demografisch gegeven. Voor historische cijfers en toekomstprognoses zijn we in België aangewezen op het Federaal Planbureau, dat jaarlijks in samenwerking met Statbel nieuwe demografische vooruitzichten publiceert, op basis van een extra jaar waarnemingen en een uitgebreide set van assumpties over toekomstige geboorte-, sterfte- en migratiecijfers.
In de onderstaande visualisatie zie je de historische en geraamde evolutie van de bevolking op arbeidsleeftijd voor België en de gewesten. Voor het Vlaams Gewest raamt het Federaal Planbureau in haar recentste demografische vooruitzichten (gepubliceerd in februari 2024) dat de bevolking op arbeidsleeftijd haar stijgende trend sinds 1997 zal aanhouden tot en met 2024. Na een adempauze tussen 2025 en 2030 herneemt de groei, alvast tot het einde van projectieperiode (2070). In 2050 zouden er volgens de prognose 4,017 miljoen Vlamingen tussen 20 en 64 jaar zijn, 128 200 meer dan in 2024. Dit is een toename van 3,3%.
De andere gewesten laten een verschillend patroon optekenen. In het Brussels Gewest nam de bevolking op arbeidsleeftijd tussen 2000 en 2024 fors toe (+36,1%). Tot 2035 zou het aantal personen op arbeidsleeftijd op dit historisch hoge niveau stabiliseren, waarna een (matige) daling wordt ingezet. In 2050 zou de Brusselse bevolking tussen 20 en 64 jaar in deze raming hierdoor iets lager liggen dan in 2024 (-21 600 personen of -2,8% procent).
In het Waals Gewest kende de bevolking op arbeidsleeftijd historisch een iets grilliger verloop. Het Planbureau voorspelt vanaf 2024 een gestage afname. In 2050 zou de Waalse bevolking op arbeidsleeftijd 76 400 personen minder tellen dan in 2024 (-3,6%).
In de raming voor België heffen de afwijkende evoluties in de gewesten elkaar grotendeels op. In 2050 zou de Belgische bevolking nagenoeg evenveel personen tellen als in 2024 (+0,4%). De Belgische bevolking op arbeidsleeftijd blijft volgens de recentste demografische prognose dus relatief stabiel.
De demografische afhankelijkheidsratio
De definitie van de bevolking op arbeidsleeftijd impliceert dat we de totale bevolking in drie groepen opdelen: kinderen en jongeren (0-19 jaar), personen op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) en ouderen (65 jaar en ouder). De relatieve omvang van de bevolking op arbeidsleeftijd ten opzichte van de bevolking buiten arbeidsleeftijd is een belangrijke parameter voor het economisch en sociaal beleid. We drukken dit uit als de (demografische) afhankelijkheidsratio: de verhouding tussen de bevolking buiten arbeidsleeftijd (teller) en de bevolking op arbeidsleeftijd (noemer), voor het leesgemak vermenigvuldigd met 100. De relevantie is evident: de bevolking op arbeidsleeftijd staat grotendeels financieel in voor het onderhoud van de min-20-jarigen en 65-plussers.
Onderstaande visualisatie toont dat de demografische afhankelijkheidsratio in het Vlaams Gewest historisch gezien een stijgende trend vertoont. Het Federaal Planbureau raamt dat de ratio zal blijven toenemen, van 75,8 in 2024 tot 89,0 in 2070. Deze stijging is grotendeels op het conto te schrijven van de sterk stijgende omvang van de groep 65-plussers. Tussen 2024 en 2050 zou het aantal 20- tot 64-jarigen stijgen met +3,3%. Het aantal min-20-jarigen neemt in de raming iets sterker toe, met een groei van +4,7% tussen 2024 en 2050. In deze periode zou het aantal 65-plussers echter met een derde toenemen (+33,5%), van 1,477 miljoen in 2024 naar 1,972 miljoen in 2050. Het is dus vooral de vergrijzing en de stijgende levensverwachting die de stijging in de demografische afhankelijkheidsratio aandrijft.