Ga verder naar de inhoud

Vestigingen & jobs

“Jobs, jobs, jobs”, het is een vaak gehoord mantra in het arbeidsmarktbeleid. De meeste tewerkstellingsstatistieken geven evenwel niet letterlijk het aantal jobs weer, maar wel het aantal werkenden. Het verschil tussen het aantal jobs en het aantal werkenden (of beter werknemers) zit er in dat een werkende ook meerdere jobs kan uitoefenen – de zogenaamde multi-jobber – waardoor deze eenmaal als werkende wordt geteld, maar meerdere malen bij de berekening van het aantal jobs. Om ook deze te monitoren, maken we gebruik van de ‘gedecentraliseerde statistieken’ van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Hiermee kunnen we eveneens de jobs linken aan de lokale vestigingen waar ze tewerkgesteld zijn. Zo krijgen we meteen ook zicht op de bedrijvendemografie. Het is immers relevant te weten hoe het aantal vestigingen in de verschillende sectoren evolueert en in welke mate dit verschilt naargelang de dimensieklasse van de vestiging, dewelke uitdrukt hoeveel mensen er aan de slag zijn.

Bij de gedecentraliseerde statistieken van de RSZ wordt aan de werkgever gevraagd om te rapporteren over de tewerkstelling tot op het niveau van de lokale vestigingseenheid. Dit gebeurt tot op het niveau van de gemeenten, waardoor de jobs en vestigingen een onderdeel zijn van onze Vlaamse Arbeidsrekening. Het vertrekpunt zijn dus de werkgevers, waarna afgedaald wordt naar de lokale vestigingen en er vervolgens wordt geteld hoeveel arbeidsplaatsen of jobs er binnen die vestigingen zijn.

Vestigingen in beeld

We nemen de bijdrageplichtige werkgever als uitgangspunt. Deze is in die hoedanigheid ingeschreven bij de RSZ en heeft die in de loop van het behandeld kwartaal werknemers in dienst die onderworpen zijn aan de sociale zekerheid. Het kan daarbij om bedrijven en ondernemingen gaan, maar ook om organisaties uit de publieke sfeer, zodanig dat alle werknemers gevat worden. De vestigingseenheid is dan een plaats die geografisch kan worden geïdentificeerd met een adres en waar ten minste één activiteit van de werkgever wordt uitgeoefend.

Het lokale vestigingsniveau geeft aldus zicht op de gemeente waar de werknemer is tewerkgesteld op het einde van het kwartaal. Daarnaast beschikken we over info over de sector van de vestigingseenheid. De indeling geschiedt volgens de NACE-indeling die de economische activiteit vat. Verder hebben we zicht op de dimensie van de vestigingseenheid. Deze hangt af van het totaal aantal arbeidsplaatsen in die vestiging. Zo zijn er negen klassen in stijgende volgorde voorzien; zij omvatten de vestigingen met respectievelijk minder dan 5 werknemers, 5-9 werknemers, 10-19 werknemers, 20-49 werknemers, 50-99 werknemers, 100-199 werknemers, 200-499 werknemers, 500-999 werknemers en 1000 of meer werknemers in dienst.

In de figuur focussen we op de profit sectoren (de publieke dienstensectoren laten we eruit) en tonen we de verdeling van het totaal aantal vestigingen in Vlaanderen over deze sectoren. Kleinhandel, bouw, horeca en toerisme en de groothandel tellen duidelijk de meeste vestigingen. Ze staan in voor bijna de helft van het totaal aantal commerciële vestigingen.

Jobs in beeld

De telling van de arbeidsplaatsen op het einde van een kwartaal gebeurt door op dat moment het aantal werknemers bij elke werkgever te tellen. De werkgevers wordt gevraagd om aan te duiden tot welke vestigingseenheid de werknemer behoort. De arbeidsplaatsen worden dan verdeeld volgens de statistische codes (zoals sector en gemeente) van die vestigingseenheid. Aangezien het vertrekpunt de lokale vestigingseenheid is, gaat het steeds om statistieken naar werkplaats, in tegenstelling tot de statistieken naar woonplaats zoals we bijvoorbeeld hanteren bij het berekenen van een werkzaamheidsgraad. Werknemers die op de laatste dag van het kwartaal bij meer dan een werkgever zijn tewerkgesteld, worden meermaals geteld.

Jobratio

Combineren we de statistieken van het aantal jobs met die van de bevolking op gemeenteniveau, dan bekomen we de afgeleide variabele ‘jobratio’. Deze geeft het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) weer.

Steden als Leuven en Hasselt halen een jobratio van ruim boven de 100, wat betekent dat ze meer jobs dan inwoners op arbeidsleeftijd hebben. Dit kan een teken zijn dat er in deze steden een krappe arbeidsmarkt heerst die enkel kan opgevangen worden door inkomende pendel vanuit andere gemeenten.

Cijfers

De gedetailleerde statistieken met betrekking tot de vestigingen en jobs, met daarbij ook de jobratio’s, bieden we op onze website enerzijds aan in de vorm van Excel-tabellen en anderzijds via de interactieve toepassing ‘Lokale arbeidsmarkten’ die het Steunpunt Werk heeft ontwikkeld samen met VDAB.

Andere interessante thema's

Vlaamse Arbeidsrekening (VAR)

Hoe voorzien we in de lokale arbeidsmarktmonitoring?

Meer lezen

Pendel

Hoe zien de pendelstromen tussen woon- en werkplaats er uit?

Meer lezen

Mismatch

Hoe verhouden de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt zich?

Meer lezen