Werkenden
De werkloosheidsgraad is een veel gebruikte indicator om de arbeidsreserve in kaart te brengen. Heel wat potentiële arbeidskrachten en beschikbaar arbeidsvolume worden echter niet gevat in de werkloosheidscijfers. Het gaat bijvoorbeeld om werkenden die ruimer ingezet kunnen worden en om niet-beroepsactieven die potentieel toch inzetbaar zijn. Op deze pagina focussen we ons op de werkenden. Om een dieper en genuanceerder zicht te krijgen op het arbeidspotentieel bij het niet-traditionele arbeidsaanbod gebruiken we data afkomstig uit de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) en het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming (DWH AM&SB). De gehanteerde definities wijken af, maar de combinatie van beide bronnen leidt tot leerrijke inzichten over deelpopulaties van de Vlaamse bevolking en hun mogelijk arbeidspotentieel.

Sarah Vansteenkiste

Tijdsgerelateerde ondertewerkstelling
De Labour Force Survey (LFS) is een door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie. De uitvoering van de Belgische variant, de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), gebeurt onder de verantwoordelijkheid van Statbel. Om vergelijkbaarheid tussen landen mogelijk te maken, worden in de LFS/EAK ILO-definities gehanteerd. Iemand wordt bij de werkenden geteld indien deze persoon gedurende de referentieweek minstens een uur betaalde arbeid heeft verricht. Hier vinden we echter ook een belangrijke groep terug die niet volledig ingezet wordt op de arbeidsmarkt, namelijk de tijdsgerelateerde ondertewerkgestelden. Het gaat hier om mensen die reeds aan de slag zijn, maar graag meer uren willen presteren en daar (tijdelijk) de kans niet toe krijgen.
In 2024 gaf 3,6% van de werkende bevolking in Vlaanderen op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) aan dat het aantal gepresteerde uren niet beantwoordt aan de gewenste of gewoonlijke arbeidsduur. Zo zijn er deeltijds werkenden die graag meer uren zouden presteren, en voltijds werkenden die een tijdelijke reductie van de arbeidsuren ervaren omwille van overmacht of economische redenen (tijdelijke werkloosheid). Indien we deze groep opsplitsen naar sociodemografische kenmerken, blijkt de tijdsgerelateerde ondertewerkstelling het grootst bij de jongeren en personen geboren buiten de EU-27. In Vlaanderen ging het over respectievelijk 9,4% en 6,6% van de werkende deelgroep. Mannelijke arbeidskrachten, 55-plussers, personen die geen hinder ervaren door een handicap, aandoening of ziekte en hooggeschoolden slagen er het meest in om een job te bemachtigen waarbij het aantal arbeidsuren beantwoordt aan het gewenst aantal uren.
We stellen cijfers over tijdsgerelateerde ondertewerkstelling op basis van EAK ter beschikking voor België, de gewesten en de provincies. Hiernaast bekijken we in ons dashboard ‘Vlaanderen binnen Europa’ het aandeel deeltijds ondertewerkgestelden als aparte subgroep. Deze indicator komt overeen met de definitie van Eurostat en geeft het aandeel deeltijds werkende personen weer die graag meer uren willen werken en ook binnen twee weken beschikbaar zijn om dat te doen. In 2024 ligt het aandeel ondertewerkgestelden in de werkende bevolking van Vlaanderen met 2,6% net boven het EU-27 gemiddelde van 2,5%.
Diepgaandere analyses worden uitvoerig besproken in onze rapporten. We wijzen hier echter op een methodologische aanpassing. In 2021 werd de EAK grondig hervormd waardoor bepaalde groepen van de arbeidsreserve niet meer te repliceren zijn. Daarenboven heeft ook Eurostat, het Europese bureau voor de statistiek, bepaalde definities gewijzigd. Doordat we zoveel mogelijk willen aansluiten bij de Europese definities en we gebonden zijn aan de mogelijkheden van de data, hebben we vanuit het Steunpunt Werk onze methodologie voor bepaalde groepen aangepast. Hierdoor zijn de data voor publicaties van voor 2022 afwijkend van de cijferreeksen op onze website en recente publicaties over de arbeidsreserve.

Arbeidsongeschiktheid of handicap
Een andere belangrijke groep van arbeidspotentieel bij de werkenden omvat de personen in arbeidsongeschiktheid of met een handicap. We kunnen hen het beste in beeld brengen via het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming (DWH AM&SB). In het DWH AM&SB wordt iemand als werkend beschouwd indien de persoon een arbeidscontract heeft (onderhevig aan de Belgische sociale zekerheid) of sociaal verzekerd is als zelfstandige of helper. We splitsen deze werkenden op in regulier werkenden, werkenden met (tijdelijke) vermindering van de tewerkstelling, werkenden in arbeidsongeschiktheid of met een handicap, en werkenden met een pensioenuitkering. In 2022 was er een omvangrijk aantal personen dat een arbeidscontract heeft of geregistreerd is als zelfstandige of helper, maar zich tegelijkertijd bevindt in een stelsel van arbeidsongeschiktheid of handicap. Deze groep was met 205 429 personen ongeveer 2 keer groter dan de werklozenpopulatie en omvatte 5,3% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar. De meesten van hen bevinden zich meer dan 1 jaar in ziekte (115 865 personen). Zij ontvangen de zogenaamde invaliditeitsuitkering. Een iets kleiner aantal is korter dan 1 jaar in ziekte (79 660 personen). Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in deze groepen. Dit geldt zowel voor de groep die minder dan 1 jaar in ziekte is, als deze langer dan 1 jaar in ziekte. Daarnaast constateren we dat de leeftijdsgroep van 25 tot 54 jaar zich relatief vaker in ziekte van minder dan 1 jaar bevindt. De leeftijdscategorie 55- tot 64 jaar is daarentegen vaker vertegenwoordigd in de categorie meer dan 1 jaar ziekte.
In het dashboard arbeidsreserve kunnen de aantallen van de verschillende groepen werkenden in arbeidsongeschiktheid of met een handicap in meer detail geraadpleegd worden. Daarnaast tonen we er ook de transitie die deze groepen maken op de arbeidsmarkt over de tijdspannen van 1 jaar.
Beter voorkomen dan genezen
Het aantal personen in ziekte vertoont de laatste jaren een continue stijging. De verklaringen hiervoor zijn divers. Enerzijds is er een duidelijk demografisch effect. Vooral de gestegen participatiegraad van vrouwen en hun stijgende pensioenleeftijd hebben een impact. De combinatie van complexer wordende jobs met zorgtaken zorgt voor toenemende druk op de actieve bevolking. Ook de omstandigheden op de werkvloer spelen een rol, aangezien musculoskeletale aandoeningen en in sterk toenemende mate mentale en psychologische problemen de voornaamste oorzaken zijn voor arbeidsongeschiktheid. Wie zich in arbeidsongeschiktheid bevindt en nog een contract heeft of werkt als zelfstandige of helper, staat in principe nog dicht bij de arbeidsmarkt. Omdat het erg moeilijk is om na een langere afwezigheid door ziekte de weg naar een job of de arbeidsmarkt terug te vinden, is preventie een van de belangrijkste tools om deze problematiek aan te pakken. We moeten zo goed mogelijk vermijden dat werkenden uitvallen.
In ons Over.Werk-tijdschrift (editie december 2024) verscheen een artikel over de arbeidsmarkttransities (2022-2023) van de arbeidsreserve. We focussen in dit artikel ook specifiek op de arbeidsongeschikten. De resultaten tonen aan dat de aansluiting van arbeidsongeschikten op de arbeidsmarkt beperkt is: slechts een klein aandeel stroomt door naar werk. Deze transities worden in het artikel verder onderzocht in relatie tot de sociaaleconomische achtergrondkenmerken van de betrokkenen. We identificeren knelpunten en maken bijhorende aanbevelingen.
Ook in een eerder Over.Werk-artikel van Vansteenkiste en Sourbron (2023) lag de focus op arbeidsongeschikten. Onze analyse van de arbeidsongeschikten wijst op een oververtegenwoordiging van vrouwen, kortgeschoolden en 55-plussers. Zowat acht op de tien had in 2022 voorgaande werkervaring, maar het grootste deel werkte de laatste acht jaar niet meer en heeft geen arbeidswens. Bovendien is maar een zeer beperkt deel gekend bij de VDAB. De recentste cijfers kan u raadplegen in ons nieuw dashboard ‘Arbeidsreserve’.
Andere interessante thema's
Arbeidsreserve
Waar vinden we nog arbeidskrachten?
Kwetsbare groepen
Hoe positioneren kwetsbare groepen zich op de arbeidsmarkt?