Ga verder naar de inhoud

Jobkenmerken

Met het Steunpunt Werk monitoren en analyseren we een breed gamma aan jobkenmerken. Op deze pagina focussen we op het arbeidsregime (vol- of (onvrijwillig) deeltijds werk) de flexibele arbeidsvormen (nachtarbeid, ploegenarbeid, avondwerk, weekendwerk), het contracttype (vast of (onvrijwillig) tijdelijk werk), en het kwalificatieniveau van de job (laag-, midden-, of hooggekwalificieerd). Kenmerken zoals sector, beroep en statuut (zelfstandig, loontrekkend) komen in andere themapagina's aan bod.

Jobkenmerken in Europees en lokaal perspectief

Op basis van de Labour Force Survey (LFS), uitgevoerd door Eurostat, kunnen we de positie van Vlaanderen en de andere gewesten binnen Europa vergelijken op vlak van arbeidsregime, contracttype, jobkwalificatieniveau en flexibele arbeidsvorm. Inzoomen op België en de gewesten kunnen we doen via haar tegenhanger, de Enquête naar Arbeidskrachten (EAK), uitgevoerd door Statbel. In ons dashboard ‘Vlaanderen binnen Europa’, dat we samen met het Departement Werk en Sociale Economie hebben opgesteld, bieden we uitgebreide tijdsreeksen op dit vlak visueel aantrekkelijk aan.

Via onze berekeningen binnen de Vlaamse Arbeidsrekening is het mogelijk om ook in te zoomen op een selecte set van jobkenmerken tot op het niveau van de gemeenten. We bieden er een inkijk in de cijfers van de loontrekkenden naar (hoofd)sector, arbeidsregime, geslacht, leeftijd en woonplaats en in deze van de werkenden naar (hoofd)sector, statuut, geslacht, leeftijd en woonplaats.

Deeltijds werk: nog steeds vooral een vrouwenzaak

Als we inzoomen op arbeidsregime valt het op dat deeltijds werk nog steeds vooral een vrouwenzaak is: 39,4% van de vrouwen tussen 20 en 64 jaar is anno 2022 deeltijds aan de slag tegenover 10,0% van de mannen. De voorbije 40 jaar is de algemene werkzaamheidsgraad in Vlaanderen toegenomen door een sterke stijging van het aandeel werkende vrouwen (van 40,3% in 1983 naar 73,2% in 2022), waar dit aandeel bij de mannen relatief constant bleef (80,5% in 1983 en 80,2% in 2022). Toch merken we dat op het vlak van arbeidsregime er nog een groot verschil is op gendervlak. Dat valt mede te verklaren door de type sectoren waar vrouwen aan de slag gaan, namelijk vaker sectoren waar deeltijds werk de norm is zoals in de social-profit, en door het nog steeds sterker opnemen van zorgtaken binnen het gezin. In een eerdere studies van het Steunpunt Werk gingen we hier dieper op in.

In ons dashboard Vlaanderen binnen Europa nemen we ook de werkzaamheidsgraad in voltijdse equivalenten (VTE) op. Deze indicator geeft aan welk aandeel van de bevolking zou werken indien het totaal gepresteerde arbeidsvolume herverdeeld zou worden zodat iedere job een voltijdse job zou zijn. Omdat de globale werkzaamheidsgraad uitgedrukt is in personen, houdt deze indicator geen rekening met deeltijdarbeid of met het aantal gewerkte uren. Iemand die halftijds werkt, wordt in de werkzaamheidsgraad in personen als één werkende persoon geteld, terwijl die in de werkzaamheidsgraad in VTE slechts als een halve voltijdse job wordt geteld. Een groot verschil tussen de globale werkzaamheidsgraad en in VTE wijst op een hoog aandeel deeltijdarbeid en/of een gemiddeld lage wekelijkse arbeidsduur. Op vlak van de werkzaamheidsgraad in VTE blijft Vlaanderen een middenmoter. Maar het is wel opvallend dat we bepaalde landen die hoger scoren qua algemene werkzaamheidsgraad dan Vlaanderen, zoals Nederland, Denemarken en Oostenrijk, in de rangschikking op vlak van VTE achter ons laten.

Minder sterke aanwezigheid van flexibele arbeidsvormen in Vlaanderen

De flexibele arbeidsvormen (zaterdagwerk, zondagwerk, avondwerk, nachtwerk en ploegenarbeid) worden sinds de LFS-hervorming van 2021 in de overige EU-landen enkel nog in oneven jaren bevraagd. Cijfers voor de gewesten en België zijn op basis van de EAK wel beschikbaar voor 2022. In onderstaande figuur stellen we voor drie van de vijf flexibele arbeidsvormen (zaterdagwerk, ploegenarbeid een nachtarbeid) een lichte daling vast in 2022 in vergelijking met een jaar eerder. Zondagwerk blijft dan weer constant. Enkel avondwerk kent in Vlaanderen een terugval van 13,2% in 2021 naar 10,9% in 2022.

Omdat de Europese cijfers (exclusief België) met betrekking tot flexibele arbeidsvormen vanaf 2021 enkel nog in oneven jaren beschikbaar worden gesteld door Eurostat, focussen we ons voor de Europese vergelijking op de 2021-cijfers. Vlamingen, en bij uitbreiding Belgen, behoren bij de minder flexibele loontrekkenden in Europa. Met 3,6% nachtarbeid zit Vlaanderen onder het Europese gemiddelde van 4,6%. Ook op vlak van ploegenarbeid (respectievelijk 14,9% versus 18,1%) vertoont de Vlaamse arbeidsmarkt minder flexibiliteit in vergelijking met de rest van Europa (EU-27). Op het domein van weekendwerk en vooral zondagwerk vinden we wel de aansluiting met de Europese trend: in Europa werkt 10,0% van de loontrekkenden op zondag, in Vlaanderen is dat 9,6%. Enkel op vlak van avondwerk overtreft Vlaanderen het Europese gemiddelde (respectievelijk 13,2% versus 11,7%). Belangrijke noot hierbij is dat Vlaanderen slechts vanaf 2021 dergelijk hoog percentage kan optekenen, zo bedroeg het aandeel avondwerk in 2020 nog 9%. Bij de opmerkelijke toename van avondwerk in 2021 kan zowel de impact van de COVID-19-pandemie aan de basis liggen, maar kan er ook een methodologische invloed van tel zijn door de hervorming van de EAK vragenlijst in 2021.

De Europese cijfers voor de flexibele arbeidsvormen zullen voor het referentiejaar 2023 een update krijgen in ons interactieve dashboard 'Vlaanderen binnen Europa' in het voorjaar van 2024.

Jobpolarisatie op de Vlaamse arbeidsmarkt

Sinds jaren zien we duidelijke verschuivingen in de sectorale verdeling van de Belgische werkgelegenheid. De desindustrialisering en opgang van de dienstensectoren vormen daarbij elkaars tegenpolen. Daarnaast doet er zich ook een verschuiving voor in de beroepenstructuur, waarbij het belang van hooggekwalificeerde beroepen systematisch toeneemt ten nadele van de middengekwalificeerde beroepen. In onze cijferreeks rond kwalificatieniveau van de jobs vinden we deze trend eveneens terug. Ook in ons eerder rapport ‘Toekomstverkenningen arbeidsmarkt 2050’ dat we maakten in het kader van de Visie 2050 strategie van de Vlaamse Regering (Bourgeois II), gingen we in op deze trend en maakten we projecties voor de komende decennia.

De opdeling naar kwalificatieniveau van jobs baseren we op de ISCO-beroepenclassificatie. We onderscheiden laaggekwalificeerde jobs (elementaire beroepen zoals ongeschoolde arbeiders of schoonmaakpersoneel), middengekwalificeerde jobs (waaronder administratief personeel, dienstverlenend personeel en verkopers, arbeiders in bijvoorbeeld de metaal of bouw, bedieners van machines, chauffeurs) en hooggekwalificeerde jobs (managers, intellectuele of wetenschappelijke beroepen, technici).

Tijdelijke arbeid: jongeren overtegenwoordigd

In welke mate wordt de werkende bevolking in Vlaanderen geconfronteerd met tijdelijke tewerkstelling? Hiervoor kijken we naar het contracttype waarmee ze tewerkgesteld zijn. Bij de Vlaamse loontrekkenden tussen de 15 en 64 jaar is 8,7% tijdelijk tewerkgesteld in 2022. Dit aandeel schiet de hoogte in wanneer het over jongeren tussen de 15 en 24 jaar gaat. Daar is de helft (50,4%) aan de slag met een tijdelijke contract. Vooral uitzendarbeid is voor jongeren vaak een belangrijk instroomkanaal. Omdat jongeren oververtegenwoordigd zijn in tijdelijk werk, wisselen ze ook vaker periodes van werk af met periodes van werkloosheid. Ook bij onvrijwillige tijdelijke arbeid ligt het aandeel dat een tijdelijke job uitoefent omdat ze geen passend vast werk vinden hoger bij de 15- tot 24-jarigen (4,5% in 2022) dan bij de gemiddelde werkende bevolking (1,5% van de 15- tot 64-jarigen).

In ons dashboard Trendindicatoren Vlaamse Arbeidsmarkt en onze kwartaalberichten voorzien we de laatst beschikbare cijfers (met duiding) voor de belangrijkste indicatoren van de werkzaamheid, werkloosheid, (sectorale) tewerkstelling en de vacaturemarkt. In het onderdeel ‘tewerkstelling en sectoren’ wordt onder andere de evolutie van het aantal werknemers in de uitzendsector gevisualiseerd.

Kwetsbare groepen in beeld

De kwetsbare positie van bepaalde groepen komt uitvoerig aan bod in het Trendrapport ‘kwetsbare groepen op de Vlaamse arbeidsmarkt’ dat het Steunpunt Werk in samenwerking met het Departement Werk en sociale Economie publiceert. Dit jaarlijkse rapport schetst de arbeidsmarktpositie van verschillende groepen aan de hand van hun werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad, transities van werkloosheid naar werk en hun opleidingsdeelname. Waar relevant worden de cijfers ook wat meer in de diepte geanalyseerd. Bij kortgeschoolden en personen met een migratieachtergrond bijvoorbeeld ligt de focus onder andere op het voorkomen van tijdelijke en kortdurende contracten. De editie van 2021 schetst bovendien duidelijk het effect van de COVID-19-crisis. Zo toont het rapport hoe een aantal kwetsbare groepen zwaarder dan gemiddeld getroffen werden tijdens het eerste jaar van de gezondheidscrisis, vooral dan personen met een migratieachtergrond en de jongeren. Een van de verklarende factoren voor hun dalende werkzaamheidsgraad ligt in het feit dat deze groepen oververtegenwoordigd zijn in atypisch werk. In de editie van 2022 zoomen we in op het eventuele herstel na de COVID-19-pandemie. De analyses maken duidelijk dat, net zoals de impact van de gezondheidscrisis op de arbeidsmarkt, ook het herstel erg ongelijk blijkt.

Een nieuwe toevoeging aan het Trendrapport 2021 is de analyse naar huishoudpositie. Onder andere het voorkomen van deeltijdarbeid bij vrouwen komt hier aan bod. Deze analyse van arbeidsdeelname naar huishoudpositie is ook te lezen als apart Over.Werk artikel. In de editie van 2022 werd er een hoofdstuk over vrouwen toegevoegd.

In de studie ‘Toekomstverkenning arbeidsmarkt 2050’ wordt de vraag gesteld hoe arbeidsflexibiliteit in de toekomst gaat evolueren. Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Enerzijds vergroten globalisering en technologische ontwikkelingen de nood aan meer flexibiliteit bij bedrijven. Anderzijds is er daardoor ook meer vraag naar specifieke kennis en competenties, wat op zijn beurt net leidt tot meer vaste arbeidsrelaties.